Wijn als investering
Is een wijndomein een goede investering? Of is het, zoals een Engels wijnschrijver het uitdrukte, de "prettigste manier om je fortuin te verbrassen"?
Een wijnbouwer uit Bergerac zei mij ooit, doelend op de rijke buitenlanders die in zijn streek wijndomeinen opkochten: "Er zijn er die geld maken met wijn, en er zijn er die wijn maken met geld." Hijzelf behoorde tot de eerste categorie: een kleine zelfstandige landbouwer, voor wie wijn een middel is om in zijn levensonderhoud te voorzien. Daartegenover staan zakenlui, die veel geld hebben verdiend in een andere sector, en op zeker ogenblik besluiten om datgene wat ze jarenlang alleen maar gedronken hebben, nu ook zelf te maken. Ze zijn zozeer in de ban geraakt van dit zalige product, dat het een levensdroom wordt om een eigen wijn op de markt te brengen.
Niet zelden blijkt dan dat wijn drinken iets anders is dan wijn maken, en dat het genot van een glas wijn niet noodzakelijk terug te vinden is in het moeilijke proces van druif tot wijn. Bovendien betekent zakelijk succes in een bepaalde economische sector niet automatisch dat je ook succes boekt in de wijnsector. Daar zijn een aantal redenen voor. Een eerste is dat een zakenman, die gewend is met rationele objectieven en strategieën te werken, plots geconfronteerd wordt met een totaal onvoorspelbaar element dat hij niet naar zijn hand kan zetten: de natuur. Voor velen is dat bijzonder frustrerend.
Een tweede reden is dat niemand, noch onder distributeurs noch onder eindverbruikers, op een nieuwe wijn zit te wachten. Er zijn al zoveel wijnen in de wereld, en de meeste kopers geraken nu al niet wijs uit de overvloed aan druivensoorten, domeinnamen, appellaties en wijnmerken.
Je kan natuurlijk kiezen voor een bekend domein of een domein in een bekende wijnstreek, maar dan heb je veel kapitaal nodig, dat je bovendien lange tijd moet kunnen missen, want van een snel terugverdieneffect is geen sprake. Buiten de aankoop zijn er immers maandelijks nog veel onkosten, die je pas kan recupereren wanneer de wijn anderhalf of twee jaar later op de markt komt. Als je er een markt voor vindt, tenminste.
De Vlaming Jan Theys, die goede zaken had gedaan in de muziekbusiness en in een Toscaans wijndomein investeerde, ondervond aan den lijve dat het niet volstaat een schitterend bedrijf op te bouwen en een schitterende wijn te maken: je moet ook een heel lange financiële adem hebben. De aankoopprijs van het domein was haalbaar, omdat er geen wijnstokken op stonden. Maar doordat hij de wijnstokken nog moest planten, moest hij ook drie jaar wachten alvorens zijn eerste wijn te kunnen maken. Dat betekende: drie jaar kosten zonder inkomsten. Nog vòòr zijn eerste wijn op de markt kwam, moest Jan Theys op zoek naar extra kapitaal. Uiteindelijk diende hij zijn domein te verkopen aan een gefortuneerde Nederlander uit de voedingsbusiness.
De beste manier om met een eigen wijndomein te beginnen, is ongetwijfeld via erfenis, omdat je dan de kosten voor de aankoop niet hebt. Je moet er bij wijze van spreken alleen nog voor zorgen dat de verkoopprijs van je wijn hoger is dan zijn kostprijs.
Een andere methode is er vroeg genoeg bij zijn: de Oost-Vlaming Georges Thienpont kocht in 1924 het prestigieuze Vieux Château Certan, voor een fractie van wat het nu waard is. Overigens was hij al actief in de wijndistributie, en dat is mooi meegenomen wanneer je beslist een eigen wijn te maken: je bent dan minstens al zeker van een distributiekanaal. Met die redenering in het achterhoofd investeerde de Vlaamse wijninvoerder Cooreman in Château Bertrand Braneyre in Haut-Médoc. "Maar ik heb er alleen nog maar geld ingestoken", zegt hij, "Hopelijk zullen mijn kinderen er de vruchten van plukken."
Een echt succesverhaal werd neergezet door de Belg Alfred-Alexandre Bonnie, die helemaal alleen Château Malartic-Lagravière in Pessac-Léognan kocht, nadat hij zijn bedrijf "Eau Ecarlate" (een merk van ontvlekker) had verkocht. Een serieus risico, maar de man heeft het hele domein grondig vernieuwd, en bracht de wijn weer op hoog niveau.
Normaal is de aankoop van een bekend domein in een bekende appellatie alleen weggelegd voor investeringsgroepen, banken, verzekeringsmaatschappijen of pensioenfondsen. Die kunnen het zich permitteren een Bordelees kasteel louter te zien als een waardevaste belegging. Ondernemers van het kaliber van Albert Frère kunnen het ook aan, maar zelfs hij zocht in 1998 een partner (Bernard Arnault, grote baas van het luxeconcern Louis Vuitton Moët Hennessy) om 145 miljoen euro neer te tellen voor Château Cheval Blanc. De return on investment ligt nochtans lager dan bij andere investeringen. Maar heel wat ondernemers zijn allang blij als ze zichzelf een dividend in natura kunnen uitbetalen: een aantal kisten van hun eigen wijn (die ze anders toch zouden kopen). Het toont aan dat een investering in een wijndomein vaak geen rationele, maar een emotionele beslissing is, gebaseerd op de liefde voor de wijn. En zegt men niet dat liefde soms blind maakt?