Het einde van de kurkentrekker?
Steeds meer wijnen, vooral uit de Nieuwe Wereld, worden vandaag voorzien van een schroefdop, zoals cola. Sommigen spreken van een grote vooruitgang. Anderen vinden het heiligschennis.
Het was in Australië. Ik ging er op bezoek bij wijnmaker Jeffrey Grosset, en daar maakte ik voor de eerste keer kennis met de aluminium schroefdop. Grosset is nochtans niet de minste onder de wijnmakers: de man wordt wereldwijd aanbeden als iemand die wonderen verricht met riesling. Het resultaat hing aan zijn deur: "Sorry, sold out". Zijn wijnen worden aan hoge prijzen verkocht.
Groot was dan ook mijn verbazing toen hij elke fles opende met een korte kwartslag van de hand, net zoals een limonadefles. Maar Grosset verzekerde mij dat deze"Stelvin" (een merknaam die uitgegroeid is tot generieke naam voor deze schroefdop) technisch even goed is als kurk. Meer nog, zo zei hij, heel wat kwaliteitsproblemen met kurk, zoals de gevreesde kurksmaak of voortijdige oxydatie, behoren nu tot het verleden. Bovendien kan wijn nu probleemloos rechtop bewaard worden. En daarbij komt nog dat kurk steeds schaarser en duurder wordt. Kortom, voor Grosset was de evolutie duidelijk en onvermijdelijk: in de 21ste eeuw wordt de kurkentrekker naar het museum verwezen.
Tot hiertoe lijkt het erop dat Grosset gelijk zal krijgen. Steeds meer wijnmakers in de Nieuwe Wereld schakelden over op de schroefdop, en zeker niet alleen voor wijnen uit de lagere prijsklassen. Europa reageert anders: daar is de tegenstand voorlopig nog groot. De meeste Europese wijnliefhebbers vinden het niet passen bij wijn, en vrezen ook dat de wijn minder goed zal bewaren.
"Daar is nochtans geen bewijs van, integendeel", zo zegt Björn Monard, Vlaams pionier van de wijninvoer uit de Nieuwe Wereld, "Ik heb zelf al verscheidene malen oudere wijnen met een kurk vergeleken met dezelfde wijnen die een schroefdop hadden. En ik moet zeggen: die met een schroefdop smaakten onveranderlijk frisser en jonger. Vooral bij delicate druivensoorten, zoals pinot noir en riesling, is het verschil opmerkelijk. In vergelijking daarmee gaven wijnen met een kurk een wat muffe indruk."
Zouden wij dus, zonder het te beseffen, altijd oudere wijnen drinken die niet smaken zoals het hoort? De wereldvermaarde wijncriticus Robert Parker bracht ooit verslag uit van een uitgebreide proeverij van Duitse wijnen. Een onaanvaardbaar hoog aantal (15%!) bleek aangetast door kurk. Nochtans, zo zei Parker, gebruiken Duitse wijnmakers dezelfde kwaliteit van kurk als andere topwijnmakers in de wereld. Hoe kwam het dan dat zoveel meer wijnen naar kurk smaakten? Parker verklaarde dit door de zuiverheid en finesse van de Duitse wijnen, waardoor zelfs een heel lichte kurksmaak merkbaar wordt. Ik ben ervan overtuigd, zo schreef hij, dat hetzelfde percentage naar kurk smakende wijnen in andere landen voorkomt, maar dat deze wijnen zo krachtig en gestructureerd zijn dat je de kurksmaak niet als dusdanig waarneemt.
Wat Parker zegt, is koren op de molen voor de verdedigers van de schroefdop. Zij beweren dat wijn nu "eindelijk smaakt zoals de wijnmaker het bedoeld heeft". Maar de traditie en de romantiek rond het ontkurken van een fles wijn, verhinderen voorlopig vele wijnliefhebbers om de stap te zetten.
De kurkindustrie voelt de bui nochtans hangen. Er is trouwens niet alleen de schroefdop, ook de synthetische kurk maakt opgang. In de internationale wijnpers verschijnen opvallend veel advertenties die kurk promoten, onder het motto "The natural choice".
Daarnaast heeft onder meer de "Portuguese Cork Association" een kwaliteitscode ingevoerd waaraan je kurk van onberispelijke kwaliteit kan herkennen. Want de kurkproducenten zijn zich uiteraard bewust van de mogelijke problemen. Er werd een public relations-offensief gelanceerd, in samenwerking met het Wereldnatuurfonds, om mensen aan te zetten massaal te kiezen voor flessen met een stop van echte kurk. De kurkbossen in Spanje en Portugal zouden namelijk de natuurlijke habitat zijn van een bedreigde diersoort, de lynx. En als de vraag naar kurk zou dalen, zouden de kurkbossen gekapt worden. Nu ontdoen kurksnijders de bomen zorgvuldig van hun kurklaag, waarna ze negen jaar lang met rust worden gelaten zodat de schors terug kan aangroeien. Kurkbossen zijn dan ook erg oud, met bomen die tot 400 jaar leven. Daarnaast verdienen tienduizenden Spanjaarden en Portugezen hun brood in de kurkindustrie.
Er zal dus nog een harde strijd gevoerd worden. Zo snel zal de kurk niet verdwijnen. Houd uw kurkentrekker nog maar een tijdje bij.