Meer genieten van betere wijn met wijnschrijver Bruno Vanspauwen

Uit het archief van de wijnschrijver

gerijpte artikels, columns, verhalen, reportages

Ontmoeting met Michel Rolland

Met de mondialisering van de wijn ontstonden "vliegende wijnmakers", oenologen die als adviseur worden ingehuurd door wijndomeinen. De Fransman Michel Rolland is ongetwijfeld de bekendste. En ook de meest gecontesteerde.

Het is niet makkelijk om hem voor een interview te strikken. De man heeft een zodanige reputatie opgebouwd over de hele wereld dat hij vandaag ruim honderd wijndomeinen adviseert in dertien landen, en zelf ook geïnvesteerd heeft in wijngaarden: hij is dus vaak onderweg. Tegelijk is hij wat schuw geworden voor de media, die hem soms hard hebben aangepakt. Hij lijkt immers het patent te hebben op een rijke en krachtige wijnstijl die internationaal aanslaat, en daarmee kweek je niet alleen fans. Door sommigen wordt hij verweten de standaardisering van de wijn in de hand te werken. Michel Rolland is een hoge boom in de wijnbusiness geworden. En zoals gekend vangen die veel wind. Ik ontmoette hem bij een van zijn klanten, Château Pape Clement, vlak vòòr zijn vertrek naar Argentinië.

-  Hoe wordt iemand de bekendste wijnmaker ter wereld?

- MR: Je moet het vooral niet met opzet willen worden. Het is mij overkomen. In de eerste plaats door hard te werken. En dat houd je alleen vol als je gepassioneerd ben. Ik heb meer dan 35 oogsten meegemaakt in Bordeaux. En nog altijd kan ik mijzelf een fervent wijnliefhebber noemen. Die passie heeft mij gedreven om steeds nieuwe streken, nieuwe mensen en nieuwe wijnen te leren kennen. Daarom ben ik niet in Frankrijk gebleven, ik trok al snel op ontdekking uit in de wereld. En zo ben ik stilaan in een spiraal van bekendheid geraakt. Alles begon in 1973, toen ik samen met mijn vrouw, die ook oenologe is, een laboratorium voor technische wijnanalyse overnam. Wij richtten ons vooral op Saint-Emilion en Pomerol. Domeinen begonnen mij echter steeds ruimer advies te vragen, en dat beviel mij wel. In 1985 kreeg ik het voorstel om in Californië wijndomeinen te adviseren. Vanaf dan is het snel gegaan. Mijn adviezen bleken wijnen op te  leveren die internationaal succes kenden, en domeinen maken natuurlijk wijnen om ze te verkopen. Op die manier is mijn reputatie gegroeid, zonder dat ik daar eigenlijk bewust naar gestreefd heb.

-  Kan u dat nog allemaal alleen aan?

- MR: Oenologisch advies is persoonsgebonden. Eigenaars doen een beroep op iemand voor zijn persoonlijke kwaliteiten, onder meer als proever. Maar na verloop van tijd kon ik het niet meer alleen opvolgen. Ik heb zeven medewerkers die ik persoonlijk heb geselecteerd en die ook het vertrouwen krijgen van mijn klanten. De enige regio die ik nog helemaal alleen opvolg, is Napa Valley.

-  Wat doet zo'n reizende oenoloog precies?

- MR: De eerste vraag die men mij stelt, is: wat vind je van de wijnen die we nu maken? Ik analyseer dus de bestaande situatie en suggereer verbeteringen. Aan de wijn, uiteraard, maar ook aan de structuur van het wijnbedrijf. Desgevraagd geef ik ook advies over markten waarnaar een domein wil exporteren.
Een tweede taak is meer technisch: de wijngaard. Om goede wijn te maken moet je goede druiven hebben, dat lijkt evident. Maar ik heb nog de tijd gekend dat de verantwoordelijke voor de wijngaard niet wou dat de verantwoordelijke voor de wijnkelder in de wijngaard kwam, en vice versa. Ik was een van de eerste oenologen die beide functies hebben verenigd. Het is verrassend dat men daar vroeger anders over dacht. Eigenlijk kende men het belang van goede druiven wel,  maar men was fatalistisch over de natuur. Mijn grootvader en vader, beiden wijnbouwers, zegden regelmatig: we hebben geen geluk dit jaar. Geluk of geen geluk, daar stopte het bij. Dat je de natuur een handje kan helpen om betere druiven te bekomen, door snoeitechnieken, beheersing van het gebladerte, bestrijdingsmiddelen tegen ziektes en schimmels, groene oogst, trieertafels, enzovoort:  men kende dat niet. Maar sinds vijftien jaar heeft iedereen geïnvesteerd in kennis en technologie om minder afhankelijk te zijn van het "geluk", en het resultaat is dat we betere wijnen maken. Het proces is niet meer te stoppen, het zal nog evolueren. We kunnen ons niet meer permitteren om fatalistisch te zijn, daarvoor zijn de financiële investeringen te groot geworden. Als wijnbedrijf heb je elk jaar wijnen nodig die je kan verkopen, want alleen zo kan je het verder functioneren van je bedrijf financieren.
Mijn derde taak is de degustatie. Die dient om de evolutie van de wijn te volgen tijdens zijn opvoeding, en waar nodig in te grijpen. Een belangrijk moment is de assemblage van de wijn, het mengen van wijnen van diverse wijngaardpercelen, druivensoorten en vaten. Dat is een heel persoonlijke zaak en dus is een dialoog met de eigenaars noodzakelijk. Zij kunnen immers een andere wijnstijl verkiezen en dan is het mijn taak ervoor te zorgen dat die bereikt wordt. Het is dus niet zo dat ik mijn stijl opleg. Wel gebeurt het dat eigenaars aan een verouderde wijnstijl vasthouden, en dan is het mijn plicht hen daarop te wijzen. Maar de finale beslissing ligt bij hen.

-  Is onze smaak eenvormiger geworden?

 - MR: Ach, er wordt veel geroepen over globalisering en standaardisering. Maar mocht er echte globalisering zijn, dan zou iedereen grands crus maken. De natuur laat dat echter niet overal toe. Dus is er altijd verschil, en zal er altijd verschil zijn. Natuurlijk zijn er "smaakmodes", en moet je als domein mee met je tijd. Maar ook die modes veranderen. Ik heb er al drie meegemaakt. De eerste was die van de strenge, stugge wijnen waarop je zogezegd lang moest wachten, helaas bleken ze vaak niet beter te worden met de jaren. Vervolgens, vanaf 1982 zeg maar, kwam er een voorkeur voor vollere en rondere wijnen met soepele tannines. Die kon je sneller drinken, maar ze bleken ook nog bewaarcapaciteit te hebben. Vandaag zitten we in een mode van lichtere en fruitige wijnen die al zeer jong toegankelijk zijn. Dat heeft te maken met onze levensstijl, vooral in de steden waar mensen geen kelder meer hebben om hun wijnen te laten evolueren.

-  Kan Frankrijk de groeiende concurrentie met dat type van wijnen aan?

 - MR: In Frankrijk hebben we een enorm voordeel en een enorm nadeel. Het voordeel is dat we voor de bekendste druivensoorten de terroirs hebben die wereldwijd een referentie zijn. Kijk naar de cabernets, de merlots, de pinot noirs, chardonnays, chenin blancs, syrahs, rieslings, champagnes: we staan altijd aan de top, of minstens mee aan de top. En toch ondervinden we moeilijkheden om ook commercieel aan de top te blijven!
Dat komt door het grote nadeel dat aan dit voordeel verbonden is: wij hebben nooit geleerd hoe we onze wijnen aan de wereld moesten verkopen, want de wereld kwam vanzelf. Sinds vijftien jaar is dat veranderd. De Australiërs zijn gekomen, Amerika, Zuid-Afrika, Chili, Argentinië ... En de Fransen worden geklopt in verkoop en marketing omdat ze het nooit geleerd hebben. In alle wereldsteden waar ik regelmatig kom, hoor ik het voortdurend: waar zijn de Fransen? De Australische wijnmakers gaan voortdurend op tournee, maar de Fransen komen hoogstens één keer per jaar. Dat volstaat niet meer. Om vandaag wijn te verkopen moet je een constante druk ontwikkelen. Van alle Franse wijnstreken doet Bordeaux dat nog het best, maar het is niet meer voldoende. Zo spreekt Bordeaux alleen de pers aan, terwijl andere wijnlanden veel inspanningen ondernemen naar de sommeliers toe, die een belangrijke rol als voorschrijver hebben.
Er is nog een ander probleem, dat vooral Bordeaux treft: de distributie. Als je de prijzen vergelijkt op de wereldmarkt zijn de bordeauxwijnen helemaal niet duur, dat wil zeggen: op het ogenblik dat ze het domein verlaten. Maar de consumentenprijs ligt wèl te hoog, omdat er geen controle is over de marges die de distributie neemt. Mijn eigen wijn Fontenil uit Fronsac kost 10 euro als hij mijn domein verlaat. Maar in restaurants zie ik hem aan 80 euro! Acht keer meer! Er zijn dus mensen die onderweg hun zakken vullen, zonder dat hun winst in verhouding staat tot het geleverde werk. Want het grootste werk wordt toch geleverd door het domein, nietwaar? Die buitensporige marges bestaan niet in andere landen. Willen of kunnen de Franse domeinen er zich niet mee bemoeien? Ik weet het niet. Maar het is een probleem.

-  Is er ook een probleem met de kwaliteit van de Franse wijnen? Zijn de wijnbouwers te laks geworden?

 - MR: Helemaal niet, integendeel. We maken betere wijnen dan vroeger, en er is een grotere constante in de kwaliteit. Natuurlijk zijn er slechte wijnen in Frankrijk, maar die zijn er overal. En natuurlijk zit je in Bordeaux altijd op de grens van de rijpheid van de druiven, maar in andere landen hebben ze moeite om de rijpheid binnen de perken te houden. Het is dus altijd iets, kwaliteit komt nergens uit de lucht gevallen, je moet er hard aan werken. Ik denk dat Bordeaux versterkt uit de crisis zal komen. Laten we niet vergeten dat een aantal markten nog in volle ontwikkeling is: Amerika, Brazilië, China. Dat betekent een enorm potentieel voor de toekomst. En dat betekent ook dat de grote wijnen nog duurder zullen worden, want in de hele wereld is er maar één Latour, één Haut-Brion. We zullen eraan moeten wennen dat die wijnen exclusieve luxeproducten worden. In traditionele markten zoals België was men het gewoon om Cheval Blanc en Petrus te drinken tegen redelijke prijzen, maar dat is voltooid verleden tijd.

-  Welke trends ziet u nog voor de nabije toekomst?

 - MR: Zonder enige twijfel: China. Nu al produceert dit land evenveel wijn als Australië. De wijnen zijn nog niet echt goed, maar ze zullen verbeteren. En ook voor de consumptie is dit een enorm reservoir. We moeten ons geen illusies maken: China zal haar eigen wijnen exporteren. In de wereld woont een enorm aantal Chinese immigranten. En Chinezen zijn bijzonder goede verkopers! Als zij er zich op toeleggen om hun wijnen te verkopen, dan zullen ze een concurrent worden van Frankrijk.

-  Om in schoonheid te eindigen: de meest gehoorde kritiek over u. U dringt de wereld een welbepaalde wijnstijl op.

 - MR: Als er één stijl is waartoe ik heb bijgedragen, dan is het deze: wijn van rijpe druiven. En daar ben ik trots op. Want de beste wijn komt van rijpe druiven. Vroeger kende men dat niet, er waren geen hulpmiddelen om rijpheid te bekomen, noch om ze te meten. Men oogstte op goed geluk af. Maar welke wijnjaren waren de grootste in Bordeaux vòòr 1970, vòòr mijn tijd? 1928, 1929, 1945, 1947, 1959 en 1961. Zes grote wijnjaren in zeventig jaar! Een oenoloog die vijfendertig jaar actief is, maakt dus met wat geluk drie goede wijnjaren mee! Dat is geen opwindend vooruitzicht. Maar wat hadden deze zes wijnjaren gemeen? Het waren warme jaren, met een kleine oogst, en met rijpe druiven. De conclusie lag dus voor de hand: als we erin zouden slagen om het aantal druiven per wijnstok te beperken in plaats van te aanvaarden wat de natuur ons geeft, en als we zelfs met minder zon de druiven toch optimaal rijp zouden krijgen, welnu, dan zouden we betere wijnen maken. En dat is exact wat er is gebeurd. Kent u vandaag iemand in de wijnwereld die niet over rijpheid spreekt? Natuurlijk niet, omdat iedereen er vandaag van overtuigd is dat je met rijpe druiven betere wijn maakt.
Maar rijpheid is geen exacte wetenschap. We hebben nog altijd geen middel om met precisie te zeggen: deze druif is optimaal rijp. Soms pluk je ze als ze net niet rijp is, soms als ze net iets te rijp is. Iedereen zou natuurlijk het liefst alleen druiven plukken die optimaal rijp zijn, maar in de praktijk blijkt dat niet mogelijk. En dan heb je twee categorieën van oenologen: zij die schrik hebben van overrijpheid en liever het risico lopen te vroeg te plukken, of zij die schrik hebben van onrijpheid en liever wat te laat plukken. Welnu, ik behoor tot de laatste categorie. Ik houd niet van onrijpe, vegetale aroma's. Ik heb nooit graag spinazie gegeten.
Een ander verwijt dat men mij maakt, is de houtinvloed in mijn wijnen.  Toen ik in dit vak begon, in de jaren zeventig, hadden de domeinen vaak oude en slecht onderhouden vaten. Hun wijnen smaakten toen inderdaad niet naar nieuw eikenhout, maar wel naar een hele hoop onzuiverheden. Precies die jaren zeventig zijn het slechtste decennium dat Bordeaux ooit gekend heeft. In de jaren tachtig, toen het economisch beter ging, konden de domeinen zich nieuwe vaten veroorloven. Met als gevolg dat de wijnen verbeterden. Tegelijk begon in die jaren ook de mediatisering van de wijn. En de journalisten willen verslag uitbrengen over de recentste jaargangen, ze proeven dus jonge wijn. Maar in wijn die pas op nieuw eikenhout heeft gelegen, proef je inderdaad het hout. Geef ze echter tijd, en de houtinvloed zal volledig versmelten. Proef de wijnen van de jaren tachtig, zelfs van 1990 en 1995. Smaken die naar hout? Helemaal niet. Je moet weten wat je wil: je kan niet tegelijk de positieve effecten van eikenhout hebben, en een wijn die in zijn jeugd niet naar hout smaakt. Let op, ik streef ook naar een dosering tussen nieuwe en reeds gebruikte vaten, omdat het voor sommige wijnen in sommige jaren onverstandig is om ze geheel op nieuw eikenhout te lageren. Maar ik ben er wel van overtuigd dat de echt grote wijnen niet zonder een verblijf op nieuwe eik kunnen. Het maakt hen dieper en complexer, en het geeft hen kracht en structuur om de tijd te trotseren. Voorlopig kunnen we dat niet met een ander middel bereiken.

 
Enkele bekende namen uit de ruim honderd wijndomeinen die Michel Rolland als klant heeft:

- Pomerol: Beauregard, Clinet, L'Evangile

- Saint-Emilion: Angélus, Ausone, Beauséjour Bécot, Grand Mayne, Franc Mayne, Monbousquet, Pavie, Pavie Decesse, Troplong Mondot, Larmande, La Dominique

- Graves: de Fieuzal, de France, Larrivet Haut Brion, La Tour Martillac, Malartic Lagravière, Pape Clément, Smith Haut-Lafitte

- Haut-Médoc: Belgrave, Camensac, Citran, Malescot Saint-Exupéry, Siran, Kirwan, Pontet-Canet, Léoville Poyferré

- Landen buiten Frankrijk: Marquès de Caceres (Spanje), Ornellaia (Italië), Constellation Brands en Harlan Estates (USA), Alta Vista en Norton (Argentinië), Casa Lapostolle (Chili), Rupert & Rothschild (Zuid-Afrika)

Michel Rolland bezit ook zelf een aantal domeinen: Fontenil in Fronsac, Le Bon Pasteur in Pomerol, Bertineau Saint-Vincent in Lalande de Pomerol , Rolland Maillet in Saint-Emilion. Recent investeerde hij in Argentinië (Clos de los Siete).

Zijn grootste droom: Petrus maken.