Rugby
Jan 'Boland' Coetzee was een bekend rugbyspeler in Zuid-Afrika, en zelfs nu hij wijnmaker is, kan hij dat stoere verleden niet verbergen. De tocht in zijn jeep is hels, ik zit op de achterbank en word genadeloos dooreengeschud.
"Ik wil het de wijnschrijvers niet te comfortabel maken", roept hij boven het gehuil van de motor uit, "Anders komen ze terug."
Als we aankomen op de top van een heuvel, duurt het even vooraleer ik mijn evenwicht terugvind. Maar het betoverende uitzicht doet me meteen de dodenrit vergeten.
"Alleen als je dit gezien hebt, begrijp je de Kaap", zegt Coetzee.
Ik zie de Atlantische Oceaan in het westen en de Indische in het oosten. En uit die twee oceanen rijst als het ware de Kaapregio op, glooiend tussen beschermende hellingen waarop de wijnstokken staan aangeplant. Je voelt heel duidelijk de zeewind. Die zorgt in de soms hete zomers voor de nodige verkoeling in de wijngaarden. Het
is het geheim van zovele warme wijnstreken die toch fijne wijnen afleveren.
Coetzee is nu 64, en al wijnmaker sinds de jaren 1970 toen hij nog deel uitmaakte van het nationale rugbyteam. Het was de tijd van de apartheid. De internationale boycot maakte het de wijnbouwers moeilijk om uit te voeren. Wijndruiven werden geteeld voor distillaten zoals brandy, voor geconcentreerd druivensap, voor de inlandse blanke wijnmarkt en voor bulkwijn die via andere Afrikaanse landen toch zijn weg vond naar Europa en de Verenigde Staten. Veel landbouwgrond werd nog gebruikt voor vee, graan en maïs. Maar Coetzee slaagde er toch in om het domein waar hij wijnmaker was, een grote reputatie te bezorgen. Tot vandaag klinkt de naam internationaal als een klok: Kanonkop.
Hij was het ook die van de autochtone pinotage-druif een echt grote wijn maakte. Zelfs nu, met de moderne wijntechnologie, is dat een hele klus, want de pinotage is geen makkelijke druif. Soms zijn de wijnen veel te jammy, zonder voldoende ruggegraat en fijne zuren. Maar pinotage kan ook heel stugge wijnen geven, met tannines die pas na lange jaren wat van hun strengheid prijsgeven. Vandaar ook dat vele Zuid-Afrikaanse wijnmakers er niet van houden, hoewel de druif - uniek in de wereld - een troef voor hen kan zijn. Het is een kruising tussen pinot noir en cinsaut, in 1925 "uitgevonden" door Abraham Izak Perold, een professor in oenologie aan de universiteit van de Kaapse wijnhoofdstad Stellenbosch.
Maar de grote liefde van Coetzee gaat uit naar één van de twee druiven waaruit pinotage is voortgekomen: de pinot noir. Hij verbleef één oogstseizoen in Bourgogne, en dat was voldoende om een absolute fan te worden. Na 12 jaar in dienst van Kanonkop, begon hij in 1980 met zijn eigen domein, Vriesenhof. En hij was vastbesloten om, zelfs in het warme klimaat van de Kaap, wijnen in de bourgognestijl te maken: lichtgekleurd, fijn, delicaat, satijnig, complex. Een beetje verwonderlijk voor deze man die wel opgetrokken lijkt uit boomschors en gewapend beton. Maar hij is erin geslaagd.
Daarvoor moest hij wel de meeste wijnstokken van zijn net aangekochte domein uitrukken, want die hadden gediend voor bulkwijn. Op de koelste plekken plantte hij pinot noir aan. Tien jaar na de oprichting van Vriesenhof wandelde Nelson Mandela zijn vrijheid tegemoet, en ging voor Coetzee de internationale markt open. Vandaag wordt hij beschouwd als een van de grote pinot noir-makers van de wereld.
Ik proefde zijn pinot noirs tien jaar geleden voor het eerst, tussendoor ontmoette ik hem nog op een internationaal symposium over pinot noir. Vandaag bereiken zijn wijnstokken de gezegende leeftijd van 30 jaar, wat de wijnen alleen maar boeiender kan maken. Via zijn Belgische invoerder Rouseu kon ik de jaargangen 2003 en 2005 proeven. Het was duidelijk: de pinot noirs van Coetzee zijn nog beter geworden. Hun fluwelige finesse is niet alleen verbazingwekkend voor een wijnland uit de Nieuwe Wereld, maar ook voor een wijnmaker die fysiek het tegenovergestelde uitstraalt en ooit schitterde in een van de ruwste sporten.