Hondje
Carol Duval-Leroy is wat men gemeenzaam een "straffe madam" noemt. Ze werd geboren in Ukkel en trouwde in 1980 met de Fransman Jean-Charles Duval, eigenaar en grote baas van het champagnehuis Duval-Leroy. Elf jaar later overleed Jean-Charles onverwachts en stond Carol er alleen voor. Met drie jonge kinderen en een bedrijf waarvan ze haar man beloofd had het in de familie te houden.
Carol nam niet alleen het roer over, ze drukte ook haar stempel. Ze dreef de productie op van drie naar acht miljoen flessen. Dat ging niet ten koste van de kwaliteit, integendeel, ook die dreef ze op. Onder het bewind van haar echtgenoot werd veel champagne geproduceerd voor andere merken. Carole schafte dat af: ze investeerde in kwaliteit en wilde slechts één merk, Duval-Leroy. Onder die merknaam biedt ze vandaag een uitgebreid gamma aan, van scherp geprijsde cuvées voor de supermarkten tot topcuvées voor de gespecialiseerde handel en restaurants. Ze heeft er zelfs haar eigen familienaam van gemaakt en bekwam een officiële naamsverandering: Duval-Leroy in plaats van Duval alleen.
Carol Duval-Leroy kreeg in Reims de prestigieuze titel van "Chevalier de la Légion
d' Honneur". Vervolgens werd ze presidente van de Association Viticole Champenoise, een overkoepelende organisatie die zich over alle technische problemen in de wijngaarden buigt. Een "straffe madam", ik zei het al.
Toch heeft ze iets wat ik niet associeer met een sterke zakenvrouw: een schoothondje, geheel opgetrokken uit de kleur wit. Zo'n mormeltje dat druk aan het kwispelen en keffen slaat wanneer het bazinnetje in aantocht is. En dat door het bazinnetje wordt aangesproken alsof het een klein kind betreft. Zoiets associeer ik eerder met oude,
wat trieste dames die gezelschap missen in het leven. Maar Carol Duval-Leroy is alive and kicking en wordt omringd door meer dan honderd medewerkers. En door haar kinderen die nu twintigers zijn, en klaargestoomd worden om het bedrijf te leiden. Je kent natuurlijk nooit iemands innerlijke gevoelswereld. Tenslotte heeft ze iemand die haar dierbaar was, veel te vroeg verloren. Maar dan nog: Carol Duval-Leroy lijkt mij niet het type om een tegenslag of gemis via een huisdiertje te verwerken, eerder door zich volop in het werk te storten.
Wat er ook van zij, toen ik onlangs na een fabrieksbezoek werd uitgenodigd voor de lunch, nam ik in haar auto plaats op de passagierszetel. Meteen zat het hondje vanop de achterbank in mijn nek te hijgen en te grommen.
"Je hebt haar plaats ingenomen," zei de bazin, "Ze is het gewend om op die plaats te zitten."
Klonk het verwijtend of kon ik blijven zitten? Voortgaand op haar omgang met haar medewerkers, ging ik ervan uit dat Carol Duval-Leroy niet te beroerd zou zijn om mij duidelijk en rechtstreeks het bevel te geven achteraan plaats te nemen. Maar dat bevel bleef uit en dus bleef ik zitten, regelmatig wat speekselvocht van het beestje wegvegend uit mijn nek.
De lunch vond plaats in een nabijgelegen gebouw, speciaal ingericht om gasten te ontvangen. Er stond een koud buffet klaar, en een "quiche lorraine" die in de microgolf werd opgewarmd.
Wij bedienden onszelf, de quiche werd aangesneden, en tot mijn verbazing kreeg het hondje in haar voederbak hetzelfde als wij.
Terwijl wij zwijgend zaten te eten, smekte het beestje er op los. De bak was in een oogwenk leeg en het ding begon weer te keffen.
"Ze heeft dorst", merkte Carol vertederd op.
Ze had ons net een van haar topcuvées ingeschonken, die onder de naam "Femme" op de markt wordt gebracht.
Ze bleef even staan met de fles in de hand. Ik keek ernaar, dan naar het hondje, dan naar de voederbak, en ik dacht: dit gaat toch niet gebeuren?
Het was alsof Carol Duval-Leroy mijn gedachten las, want ze zei tegen haar troetelbeest: "Champagne krijg je niet, hoor."
En dan, met een knipoog: "Toch niet deze cuvée."
Sindsdien, telkens als ik Duval-Leroy drink, doemt het beeld van dat hondje voor mij op. Ik kan het maar niet in verband brengen met deze sterke dame uit Champagne.