Ontmoeting met wijnmaker Eloi Dürrbach
Dat een wijn uit Provence gerekend wordt bij de grote wijnen van de wereld, is al uitzonderlijk. Nog uitzonderlijker is een ontmoeting met de maker ervan.
Vele jaren geleden, in Saint-Rémy-de-Provence, proefde ik voor het eerst een wijn van Domaine du Trévallon: een revelatie. Nooit had ik gedacht dat in deze streek van vakantiewijntjes een dergelijke mooie rode wijn kon gemaakt worden. Ik wilde het domein bijgevolg bezoeken, maar vond geen enkele wegwijzer die er mij naar toe kon leiden. Na lang zoeken kwam ik er aan rond het middaguur, waar ik van een medewerker te horen kreeg dat het domein gesloten was, want: "A midi, monsieur mange." Ik kreeg monsieur Dürrbach dus niet te zien.
Wie was die wijnmaker die zich in deze middelmatige wijnstreek kon permitteren om zijn domein niet kenbaar te maken, en bovendien geen bezoekers wilde ontvangen als het hem niet uitkwam? Van de meeste Provençaalse domeinen zie je al wegwijzers op kilometers afstand, bezoekers worden er met open armen ontvangen. Maar, zo vindt Dürrbach, dat is precies het probleem van de Provençaalse wijnbouw: "Het stikt hier van de toeristen die snel tevreden zijn, dus hoeven de wijnbouwers geen moeite te doen."
Hem ging het alvast voor de wind. Hij kon zijn wijnen steeds duurder verkopen aan steeds meer landen, ondanks het feit dat hij op zeker ogenblik de regels van de appellatie niet meer wilde volgen en het minderwaardige statuut van "vin de pays" verkoos. Het verhoogde nog zijn reputatie van geniaal "enfant terrible". Door de echte wijnliefhebber werd hij op handen gedragen.
En nu, ineens, bleek Eloi Dürrbach naar België te komen. Die gelegenheid liet ik niet aan mij voorbijgaan om een afspraak vast te leggen. Maar: dat kon alleen op een zondag, en wel om half twee. Ik wilde nog zeggen: "A midi, je mange", maar mijn nieuwsgierigheid om deze eigenzinnige wijnmaker te ontmoeten, was te groot.
"Vous avez l'air sérieux", zegt hij als ik hem de hand geef. Die indruk verandert meteen als ik hem bovenstaand verhaal vertel: het ijs is gebroken, en zoals zo vaak, blijkt een "enfant terrible" in realiteit een vriendelijk persoon te zijn.
Hoe komt het dat zijn wijn van meetaf aan zo verschillend was van de doorsnee Provençaalse wijn?
"Ik kom niet uit een familie van wijnbouwers", zegt Dürrbach, "Mijn ouders waren kunstenaars uit de Elzas, vandaar mijn Duits klinkende naam. Mijn vader, een beeldhouwer, vond dat het klimaat en de sfeer van de Provence zijn creativiteit zouden stimuleren. Hij kocht er in de jaren zestig het Domaine du Trévallon. Ikzelf ging naar Parijs wiskunde en architectuur studeren, maar het leven daar beviel me niet. Nu had mijn vader altijd gehoopt dat op zijn domein ooit een wijn zou gemaakt worden, en daarom stelde ik hem voor om er te gaan wonen en die wijn te maken, ik was toen 23. Maar ik kende er niets van, ik wist niet eens welke druivensoorten te planten. Toevallig las ik iets van de befaamde Jules Guyot, de man naar wie een bepaalde snoei- en geleidingswijze van wijnstokken is genoemd. Die had omstreeks 1830 een grote studie gemaakt over de terroirs van Frankrijk, en hij ontdekte dat in de Provence vooral de mengeling van cabernet sauvignon en syrah tot grote wijnen leidde. Toen kon men hier nog planten wat men wou, er waren geen regels. En zo heb ik mijn keuze gemaakt: de helft cabernet en de helft syrah. Dat is nu nog altijd zo."
Dürrbach is een kind van mei '68: hij wilde zijn wijngaard toen al op de meest natuurlijke wijze bewerken. Met de hulp van een wijnbouwer uit de streek begon hij te planten in 1973. Vijf jaar later maakte hij zijn eerste wijn.
"Ik was de eerste in de Provence die ervan droomde om hier een grote rode wijn te maken. Ik kende er niets van, dus was ik naïef: ik dacht dat het allemaal vrij simpel zou zijn. Die mening heb ik later moeten bijstellen. Ik heb wel het geluk gehad veel te kunnen leren van grote wijnbouwers uit het Franse zuiden: Chave, Reynaud, Perrin. Toen mijn eerste jaargang uitkwam, werd hij meteen aangekocht door een bekend sterrenrestaurant uit de streek, L'Oustau de Baumanière. Daar komen veel mensen over de vloer die iets van wijn kennen, en op zekere dag belt iemand mij, een Fransman, die mijn wijn had geproefd en mij wilde ontmoeten. Hij bleek zelf wijn te maken en bracht mij in contact met de grote Amerikaanse invoerder Kermit Lynch. Het bleek Aubert de Villaine te zijn, medeëigenaar van het Domaine de la Romanée-Conti! Dat heeft mij natuurlijk enorm geholpen. Eens mijn wijnen in Amerika goede scores kregen van Robert Parker, was de trein voorgoed vertrokken, ook in Europa. Overigens is België voor mij een belangrijke markt: ik zet hier bijna 10% van mijn hele productie af, de helft van Amerika."
Alles liep dus goed, en toch kreeg Dürrbach het aan de stok met het INAO (het "Institut National des Appellations d' Origine", de staatsinstelling die de appellatieregels vastlegt en controleert).
Hij legt uit waarom: "Toen ik begon, waren cabernet sauvignon en syrah toegelaten in mijn streek, Les Baux. Maar toen Les Baux een aanvraag indiende om een officiële "appellation controlée" te worden, kon dat alleen op voorwaarde dat de aanplant van cabernet sauvignon beperkt werd tot 20%. Weliswaar kreeg ik 30 jaar om mij te conformeren aan deze nieuwe regel, maar ik weigerde: ik wilde helemaal geen andere wijn maken. Vandaar dat ik "vin de pays des Bouches du Rhône" ben geworden. Dat was niet zo'n makkelijke beslissing, ik vreesde de commerciële weerslag ervan, maar uiteindelijk heeft het geen invloed gehad op de verkoop, integendeel, ik kreeg er nog meer bekendheid door. Vanaf 2006 werd hier trouwens een nieuwe landwijn gecreëerd: vin de pays des Alpilles. Mijn domein ligt middenin de Alpilles, dus gebruik ik die benaming met veel overtuiging."
De wijn van Domaine du Trévallon is opmerkelijk door zijn elegantie en finesse, wat hem verschillend maakt van zoveel andere zuiderse wijnen: hoe komt dat?
"Het is een mix van factoren. Eerst en vooral ligt mijn wijngaard op een noordelijke helling. We oogsten zeker een halve maand later dan in de rest van het gebied, en de nachten zijn frisser. Vandaar dat ik de alcohol onder controle kan houden en de wijn meer finesse krijgt. Het is hier ook vochtiger dan normaal, en de ondergrond van kalk kan dat vocht goed vasthouden. Daarnaast heb ik geen klonen in mijn wijngaard, ik heb altijd stekken genomen van mijn eigen, best presterende planten. Ik bewerk mijn wijngaarden biologisch. Het rendement ligt laag, 23 à 25 hectoliter per hectare. Ik ontsteel niet. Ik gebruik geen fabrieksgisten. Ik extraheer bijna niet. Ik gebruik geen kleine vaten van nieuw eikenhout, alleen grote foeders. Ik beperk het aantal keren dat ik de wijn oversteek en laat hem lang op zijn bezinksel liggen. Ik filter niet. Dat alles samen maakt dat mijn wijn anders is dan de doorsneewijn in deze streek. De laatste jaren ondervind ik het fenomeen van de opwarming van de aarde, daardoor stijgen mijn alcoholpercentages, maar nooit in overdreven mate. Sinds 1991 maak ik ook wat witte wijn, die laat ik voor een klein gedeelte op nieuw eikenhout rijpen."
Een laatste vraag had ik hem altijd al willen stellen: waar komen die merkwaardige kleurrijke schetsen op zijn wijnetiketten vandaan?
"Dat is een mooi verhaal, maar ik heb er nooit veel rond gecommuniceerd. Toen mijn vader 86 was, werd hij ziek, hij had niet lang meer te leven en creëerde niet meer. Ik heb hem toen gevraagd om een aantal tekeningen te maken. Hij heeft er een vijftigtal gemaakt, en vanaf 1996 zet ik er elk jaar één van op mijn etiket. Het is mijn eerbetoon aan hem. Ten slotte heeft hij er altijd in geloofd dat je op dit domein grote wijn kon maken en zonder hem had ik het nooit gedaan."