Eigenzinnige wijnmakers op de grens van Italië en Slovenië
Friuli, onderschatte wijnstreek
Toscane en Piëmont zijn de Italiaanse wijnstreken waarover iedereen spreekt. Maar gedreven wijnmakers vind je ook in minder bekende regio's. Zoals in Friuli.
Weinigen weten het, maar Friuli (voluit Friuli Venezia-Giulia) heeft als wijnstreek één van de laagste rendementen van Italië. Bovendien is de technische deskundigheid er hoog. Dat heeft geleid tot een grote kwaliteitsverbetering.
Interessant is ook dat er - meer nog dan in andere Italiaanse wijnstreken - vele
inheemse druivensoorten geteeld worden, uniek in eigen land en in de wereld. Zij verruimen en verrijken ons traditionele smaakpalet, gevormd door cabernet, merlot, sauvignon en chardonnay. Rode wijnen worden er gemaakt van druivenrassen als refosco, pignolo, tazzelenghe en schiopettino. Dessertwijnen zijn er van picolit en verduzzo. Maar het hoogste niveau wordt bereikt met de witte wijnen, gemaakt van ribolla gialla, malvasia en tocai friulano.
Waarom wordt Friuli dan nog altijd onderschat? De streek heeft dat een beetje aan zichzelf te wijten: zelfpromotie is nooit haar sterkste kant geweest. Friulianen hebben de reputatie nogal eigenzinnig te zijn, en dat heeft wellicht te maken met hun geïsoleerde ligging, in de verre noordoostelijke uithoek van Italië, vlakbij Oostenrijk, Slovenië en Kroatië. Meer dan eens werd deze grensstreek door oorlogen geteisterd, waarbij delen ervan nu eens bij Italië en dan weer bij ex-Joegoslavië ingelijfd werden.
Maar Friuli is ook een streek van ondernemers, en het is bijgevolg niet verwonderlijk dat er een bloeiende wijnindustrie ontstaan is. Vaak gaat het om familiebedrijven met de modernste wijntechnologie, die een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit nastreven om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken. Maar er wonen ook enkele wijnmakers die je gerust als excentriek kan bestempelen, met een haast maniakaal streven naar de hoogste kwaliteit, ongeacht de prijs.
In Buttrio hebben wij een afspraak met Enzo Pontoni. Hij komt net terug uit de wijngaard. Zijn bezwete T-shirt en versleten short hangen verfomfaaid rond zijn gespierde en gebruinde lijf. Helblauwe ogen priemen doordringend uit het bestofte gelaat.
In de hele streek staat hij bekend als iemand die letterlijk elke dag in zijn wijngaarden te vinden is. En die zodanig minieme rendementen nastreeft, dat iedereen zich afvraagt wanneer hij failliet gaat.
"Ik ben als wijnmaker pas laat begonnen", zegt hij, "Voordien was ik monteur van industriële robotten."
Hij behield de naam van het wijnbedrijfje dat zijn moeder had geërfd, Miani, maar veranderde voor het overige compleet de werkwijze van zijn vader zaliger.
"In het begin kon ik onze wijnen moeilijk verkopen", legt hij uit, "Daarom gooide ik het roer volledig om. Ik heb de kwaliteit zo hoog gemaakt dat de vraag spontaan begon te groeien. Nu verkoop ik alles in primeur."
Hij stapte over op ecologische wijnbouw en verminderde drastisch het rendement tot het laagste van heel Friuli. Nochtans studeerde hij geen oenologie.
"Intuïtie en observatie, dat is mijn methode", zegt hij, "Oenologie en technologie uniformiseren de wijnen. Ik wil wijnen met persoonlijkheid, mijn persoonlijkheid."
Tijdens het proeven zuchten wij meermaals van pure verrukking. Want de wijnen van Miani zijn van een uitzonderlijke kracht, complexiteit en lengte.
In Oslavia, op 150 meter van de Sloveense grens, ontmoeten we Jösko Gravner. Ook hij wordt in Friuli beschouwd als een zonderling. Maar dan wel een die over heel de wereld bewonderaars heeft. Hij maakt dan ook geen enkel compromis als het op kwaliteit aankomt. En op gezondheid, want Gravner is een overtuigd ecologist.
"De producten die in de wijnbouw gebruikt worden, zijn een ramp voor de grond en voor
de druif", zegt hij, "Ik kan geen wijn van anderen meer drinken, het is meestal vergif."
Hij is van oordeel dat er "in de 21ste eeuw niets meer over wijn te ontdekken valt." Integendeel, we hebben veel kennis verloren.
"De wijnbouw is 3 à 4000 jaar oud", betoogt hij vurig, "Mensen wisten altijd waar de beste plaatsen voor de wijnstokken waren. Nu plant men ze overal. Omdat men altijd méér wil verkopen."
Hijzelf wil alleen wijngaarden waar ze in deze streek oorspronkelijk stonden: in de heuvels, op meer dan 180 meter hoogte.
Alle kennis die hij tijdens zijn studies opdeed, heeft hij overboord gegooid. De rijpheid van de druiven analyseert hij zonder apparatuur, met de mond. De pneumatische persen heeft hij vervangen door oude verticale persen, om minder maar beter sap te verkrijgen.
Zijn inox gistingskuipen en andere moderne wijntechnologie deed hij van de hand.
"Het dient tot niets", zegt hij, "Het heeft alleen tot doel het wijnmaken te versnellen, terwijl wijn als product van de natuur juist veel tijd vraagt."
Hij laat de gisting van het druivensap spontaan gebeuren, alleen met de natuurlijke gisten van de druif, en zonder artificiële afkoeling.
Nadien laat hij de wijn op zijn natuurlijk bezinksel minstens drie jaar rijpen. Niet meer
op Sloveens eikenhout, maar in amforen van gebakken aarde die hij in de grond heeft ingegraven.
"Ik heb deze methode gezien in Georgië", legt hij uit, "De bakermat van onze wijncultuur."
Het is haast niet te geloven: deze wijnmaker staat aan de wereldtop, maar blijft experimenteren. Sommige wijnjournalisten en importeurs vrezen zelfs dat hij nu te
ver gaat.
"Het is een commercieel risico", zegt hij, "Maar ik trek er me niets van aan."
Hij begint te praten over de plaats van wijn in zijn leven: "Ik heb er veel over nagedacht. Waar dient wijn maken voor? Kan dat een levensdoel zijn? Ik kwam tot de conclusie dat ik veel vrienden heb gemaakt dank zij de wijn. Vriendschap is het hogere doel."
Elke ochtend staat hij op om vier uur. Zo kan hij in de wijngaard werken tot 's middags, en heeft hij in de namiddag tijd voor andere dingen: lezen, filosoferen, zijn gezin.
"Ik heb evenwicht gevonden. Daarom kan ik betere wijn maken."
We rijden de Sloveense grensstreek uit, en zijn vast van plan om deze zoekende, denkende wijnmaker niet uit het oog te verliezen.