Rode topwijn in een zee van rosé
De Provence wordt meestal geassocieerd met de zomer. Maar in Bandol wordt rode wijn gemaakt die perfect bij het wildseizoen past.
"Als ik zeg dat ik wijn maak in Bandol, denkt iedereen aan rosé", zegt Jean-Philippe Fourney, "Weinigen kennen onze rode bewaarwijnen."
Fourney is afkomstig uit Bourgogne. Hij kwam naar Bandol om hier, op het domein Château Vannières, aan de slag te gaan als wijnmaker: "Ik heb aan mijn vrienden moeten uitleggen waar deze kleine appellatie ligt, helemaal in het zuiden van Frankrijk, tegen de Middellandse Zee."
Aanvankelijk kon hij zich niet voorstellen dat in dit warme en dorre klimaat fijne rode wijn kon gemaakt worden: "Maar nu ken ik het geheim."
Dat "geheim" zit in de eerste plaats in de druif, de mourvèdre, bestand tegen extreme temperaturen en droogte. Elders in het Franse zuiden fungeert zij steevast als aanvulling voor druivensoorten als syrah en grenache: zij moet structuur brengen. Alleen in Bandol is zij de hoofddruif. Rode wijn moet hier minstens 50% mourvèdre bevatten, maar de meeste domeinen gaan vlot tot 90 en zelfs 95%.
Nochtans staat de mourvèdre bekend als een stoere, stugge druif. Maar in dit terroir toont zij zich van haar nobelste zijde. Van nature rijpt ze traag, wat haar de tijd geeft om complexe aroma's te ontwikkelen. Bovendien liggen de wijngaarden hier hoog en vlakbij de zee, wat voor verkoeling zorgt en dus voor finesse in de wijn. Rode Bandol kan moeiteloos verouderen, met nog meer finesse en complexiteit als resultaat.
"Het andere deel van het verhaal", zegt Fourney, "is het droge en winderige klimaat. Dat zorgt ervoor dat onze druiven altijd perfect gezond zijn. Wij hebben hier geen last van typische wijnstokziektes als oïdium en meeldauw. We kunnen ook rustig wachten op de optimale rijpheid van onze druiven, we hoeven zelden schrik te hebben van regen die ons zou verplichten tot vroegtijdig oogsten. In vergelijking met Bourgogne waar ik vandaan kom, zijn dit condities waar elke wijnmaker van droomt."
Het wijnmaken gebeurt in Bandol nog op zeer traditionele wijze, veelal uit financiële noodzaak: Bandol verkoopt nu eenmaal minder makkelijk als pakweg Bordeaux. Vaak worden de druiven niet eens ontsteeld. "Maar de steeltjes zijn hier meestal heel rijp", zegt Fourney. Het onderdompelen van de schillenkoek van de druiven tijdens de gisting gebeurt manueel. Overal zie je nog cementen gistkuipen, met een beperkte vorm van temperatuurcontrole, en grote foeders voor de rijping. Dure barriques van nieuw eikenhout zijn zeldzaam. Dat heeft zo zijn voordelen: geen houtsmaak in de wijn.
Soms schrok ik van de ouderdom van de installaties. Op het Château Pradeaux, eerder een vervallen boerderij dan een kasteel, werkt eigenaar Portalis nog zoals honderd jaar geleden, helemaal alleen. De buitenkant van de gistkuipen dateert van de achttiende eeuw, binnenin werden ze gemoderniseerd. De "décuvage" (het verwijderen van de schillenkoek uit de gistkuipen) gebeurt zoals vroeger met spade en emmers. De wijnen hebben veel tijd nodig om zich te ontplooien: drie jaar liggen ze op foeders alvorens gebotteld te worden, nadien is het aanbevolen ze nog tien jaar te laten rijpen. Het domein werd gesticht door een minister onder Napoleon, in 1752. Dat is er nog aan te zien.
Maar Pradeaux is een extreem voorbeeld: meestal wordt de traditie in Bandol gecombineerd met de inzichten van de moderne oenologie en een goede hygiëne. Precies deze combinatie – zo heb ik ook al in andere streken vastgesteld - levert prima resultaten op in het glas.
Rode Bandol is niet zo gekend bij het brede publiek, maar in kringen van geïnformeerde liefhebbers is hij zeer gegeerd. Echt goedkoop is hij bijgevolg niet. Recente jaargangen schommelen tussen 15 en 30 euro per fles. Oudere jaargangen zijn duurder: voor Château Vannières 1983 wordt al 91 euro gevraagd. Maar een oude wijn van mourvèdre is dan ook een delicatesse.
Jean-Pierre Gaussen is een vurige fan van deze druif. In zijn "cuvée longue garde" zit liefst 99% mourvèdre (en 1% grenache). Hij creëerde in de jaren 1960 zijn domein van 15 hectare uit het niets. Vandaag is hij hier een van de topwijnmakers, met rijke, krachtige, kruidige en geschakeerde wijnen. Hij ontsteelt wel: "Alleen de druif telt voor mij, èn de rijpheid van de pitten."
Ik proef weer een reeks van jaargangen. Opvallend: hoe warmer het jaar (2003 bijvoorbeeld, het jaar van de hittegolf), hoe fijner de wijnen. In andere streken is dat net omgekeerd: daar worden de wijnen net zwaarder.
Reynalde Delille van Domaine de Terrebrune verklaart dat: "Wij zijn het gewoon om met extreme temperaturen om te gaan." We wandelen door het familiale domein, dat zijn vader in 1963 uit de grond stampte. In de verte zie je de Middellandse Zee. De zon schijnt volop, maar je voelt voortdurend de zeebries die de wijngaard verkoelt en droog blaast. Het is eind augustus. "Sinds maart is hier geen druppel regen gevallen", zegt hij. Maar de ondergrond van Bandol bevat veel kalk, die het water van herfst en winter doorlaat en in de diepte opslaat. De wijnstokken gaan dus ook diep om die waterreserves te vinden. Daardoor zijn rode Bandolwijnen vaak zeer mineralig (met zelfs een geïodeerde toets, die ze geschikt maakt als begeleider van vis).
Reynalde is overgeschakeld op biologische teelt: "Maar dat is moeilijk hier. De Provençaalse natuur is wild. Alles groeit snel, het onkruid schiet hoog op en is taai. Als je niet oplet, overwoekert het je hele wijngaard. De wind kan hier ook krachtig blazen. Nadien moet je de stokken letterlijk weer rechttrekken."
Ik trek verder door de streek en neem een schilderachtige weg, de hoogte in, naar een van de bekendste domeinen: Château de Pibarnon. Hier leeft al wat aristocratische grandeur, zoals je die in Bordeaux aantreft. Eric de Saint Victor heeft dan ook een kleine d in zijn naam. Aristocratisch arrogant is hij evenwel niet, integendeel, hij is hoogst charmant en trekt een hele namiddag uit om mij alles over zijn domein te tonen en te vertellen. De ligging is spectaculair: vanop het terras van het woonhuis zie je de wijngaarden in een natuurlijk amfitheater op 300 meter hoogte, met op de achtergrond de zee in al haar glorie, blinkend in de zon.
Erics ouders hebben dit domein in 1978 gecreëerd, puur uit passie voor rode Bandol: "Mijn vader had in een restaurant Château Pibarnon gedronken, en hij vond die wijn zo goed dat hij op zoek ging naar het domein. Het bleek maar 3 hectare groot te zijn, met een eigenaar die het wou verkopen. Mijn vader aarzelde niet. En breidde het domein uit tot 48 hectare vandaag."
Château de Pibarnon is wellicht de meest beschaafde Bandol van allemaal, hij lijkt wel uit een noordelijker klimaat te komen. "Eigenlijk is Bandol voor de mourvèdre een noordelijk gebied", legt Eric uit, "Verder zuidwaarts heeft ze het veel makkelijker. Maar we weten dat de fijnste wijnen afkomstig zijn van druiven die op hun noordelijke limiet staan."
Ik eindig mijn verkenning van de streek bij Domaine Tempier, door iedereen erkend als een pionier van de appellatie Bandol. Lucien Peyraud en zijn vrouw Lucie Tempier zijn legendarische figuren hier, de drijvende krachten achter de strenge appellatieregels die de kwaliteit van de wijnen verbeterden. Lucien is intussen overleden, de familie houdt nu toezicht over het domein vanuit een raad van bestuur, de dagelijkse leiding is in handen van een externe régisseur, Daniel Ravier. De moderne tijden zijn hier dan toch aangebroken.