Meer genieten van betere wijn met wijnschrijver Bruno Vanspauwen

Uit het archief van de wijnschrijver

gerijpte artikels, columns, verhalen, reportages

Als de wijn koosjer moet zijn

Lange tijd diende de wijnbouw in Israël alleen om joden in de wereld te voorzien van koosjere wijn. Maar vandaag volstaat dat niet meer: er wordt ook steeds meer kwaliteit gevraagd. 

Geen enkel wijnland mag je definitief afschrijven. Overal in de wijnwereld kan het snel evolueren. Een land dat er enkele jaren geleden niet in slaagde treffelijke wijn te maken, kan plots, door de inbreng van wijnmakers uit andere landen, in staat zijn om wijn te produceren die internationaal mee kan. Wijnmakers reizen meer rond dan vroeger, domeinen uit gevestigde wijnlanden investeren in nieuwe onontgonnen streken, moderne wijntechnologie is wereldwijd verkrijgbaar: zo kan de wijnbouw in nieuwe landen sneller vooruitgaan.

Op Vinexpo in Frankrijk ondernam ik ooit een uitgebreide proefronde in het paviljoen van Israël. De conclusie was: dit land heeft nog een hele weg af te leggen. Op de laatste Vinexpo deed ik hetzelfde, en stelde ik tot mijn verrassing vast dat de Israëlische wijnen wel van een niveau zijn dat internationaal de concurrentie aankan.

We vergeten het wel eens, maar onze wijncultuur is ontstaan in het Middellandse Zeegebied waarvan Israël deel uitmaakt. In de bijbel wordt vaak verwezen naar wijn. De hele strook land die zich in een boog rond het eiland Cyprus uitstrekt, van Turkije naar Libanon, Syrië, Jordanië, Israël en Egypte, was eigenlijk het Frankrijk en Italië van de antieke tijd. In de achtste eeuw werd wijn echter verboden door de islam. Christenen en joden bleven alleen nog wijn in kleine hoeveelheden maken voor religieuze rituelen. Daarnaast verhuizen wijnproductie en wijnconsumptie altijd mee met de economische welvaart, en stilaan ging die welvaart richting West-Europa.

Pas in de negentiende eeuw kwam de wijnbouw in Israël terug op gang, vooral omdat de druifluis toen de Europese wijngaarden teisterde, en daardoor een gat in de markt ontstond. Het was baron Edmond de Rothschild, toenmalig eigenaar van Château Lafite-Rothschild, die in 1886 de wijnbouw vanuit Frankrijk naar Israël bracht. Met Franse druivenrassen uiteraard, en tot vandaag is dat zo gebleven: cabernet sauvignon, merlot en syrah zijn er veruit de meest aangeplante druiven. Autochtone druiven, geschikt voor kwaliteitswijn, heeft Israël niet. Maar autochtone druiven uit andere landen (tempranillo, sangiovese, nebbiolo, zinfandel, pinotage) worden steeds meer aangeplant.

Edmond de Rothschild had een droom: dat Israël de bron zou worden van koosjere wijn voor alle joden in de wereld. Koosjere wijn moet aan verschillende voorwaarden voldoen, de meest bekende is dat de wijn in geen enkele fase van het productieproces aangeraakt mag worden door ongelovigen (wat ook voor voeding geldt). De vele grote joodse gemeenschappen in de wereld waren aanvankelijk dan ook de enige afzetmarkt voor deze wijn, die kwalitatief weinig betekende. 

Maar ook in Europese wijnstreken drong door dat joden een kapitaalkrachtige markt vertegenwoordigen. Zelfs in een aantal beroemde wijnkastelen van Bordeaux is vandaag nog altijd een deel van de productie koosjer. Op die manier kwamen de joden in contact met de betere wijnen van de wereld, en in Israël ontwikkelde zich een wijncultuur vergelijkbaar met de onze, inclusief wijnbladen, wijnschrijvers, sommeliers, wijnrestaurants, degustatieclubs, invoerders van topwijnen, enzovoort. De evolutie was onontkoombaar: het was niet meer voldoende dat een wijn koosjer was, hij moest ook goed zijn.

Daarom zag de Israëlische wijnbouw zich verplicht om voor kwaliteit te kiezen, wat vanaf 1980 gebeurde. Wijngaarden werden aangeplant op de betere terroirs (zoals de vulkanische bodem van de hoogvlakte van Golan), hoger gelegen en koelere gebieden werden opgezocht, wijnbedrijven gingen alle principes toepassen die ook in landen als Frankrijk worden toegepast om kwaliteitswijn te maken. De wijnsector bloeit vandaag in Israël, met meer dan tweehonderd moderne wijnbedrijven die vooral op de Amerikaanse markt mikken.

Israël heeft in het algemeen een klimaat dat gunstig is voor wijnbouw, maar er is ook een grote verscheidenheid aan microklimaten: in het noorden zijn de condities vergelijkbaar met Bordeaux en de noordelijke Rhônevallei, in het zuiden (op slechts enkele uren rijden) is het klimaat al vergelijkbaar met Noord-Afrika. Er is eveneens een groot verschil in de kwaliteit van de jaargangen. Een nadeel is de droogte: van mei tot oktober valt er meestal geen druppel regen. Dus moet er geïrrigeerd worden, wat met een gesofisticeerd systeem van druppelirrigatie gebeurt, waarbij de plant net krijgt wat ze nodig heeft.

Jaarlijks worden in Israël ongeveer 50 miljoen flessen geproduceerd. Daarbovenop worden nog eens 15 miljoen flessen geïmporteerd. En dat allemaal voor een bevolking van slechts 5 miljoen joden, want Arabieren drinken geen wijn.

Een Israëlisch wijnmaker die op bezoek was in België wees mij ooit op een Hebreeuwse spreuk die op zijn flessen stond: 'Een klein slokje wijn is groot genoeg om mensen samen te brengen." En hij voegde daaraan toe: "Helaas hebben we dat in onze regio nog niet bewezen."