De subjectiviteit van het genot
Wijn is geen exacte wetenschap. Gelukkig maar. Net de subjectiviteit maakt wijn zo boeiend.
Het is een moeilijke discussie: wat is objectief en wat is subjectief in wijn? Je zou je er makkelijk van af kunnen maken: een goede wijn is een wijn die je lekker vindt, punt.
Het nadeel van zo'n simpele stelling is dat je nooit zou evolueren. Er zijn mensen die altijd dezelfde wijn drinken, of althans uit een beperkte selectie putten. Omdat ze die
nu eenmaal "lekker vinden". Dat is jammer. Een van de boeiendste kenmerken van de wijnwereld is zijn enorme verscheidenheid. Daarom kan ik al zo lang over wijn schrijven. Met een andere drank zou dat niet lukken. Zoveel wijngebieden, zoveel wijnbouwers, zoveel wijnen, zoveel mogelijke invalshoeken. En het verandert voortdurend. Elke wijnkenner moet het toegeven: àlles kennen over wijn is vandaag onmogelijk. En precies dat is een zegen. Want net het feit dat je voortdurend kan bijleren en nieuwe dingen kan ontdekken, zorgt ervoor dat een passie een passie blijft. Alles kennen is zo vreselijk saai.
Ook de onontkoombare verwevenheid van objectieve en subjectieve elementen is typerend voor een passie. Zodanig zijn ze met elkaar verweven dat je ze niet eens uit elkaar kan houden, hoe hard je ook probeert.
Objectief kan je bijvoorbeeld stellen dat een goede wijn gekenmerkt wordt door een evenwichtige dosering van zoete, zure en bittere smaakelementen. Indien de zuren overheersen, kan je besluiten dat de wijn niet evenwichtig is, en dus minder goed. Maar elk smaakpalet reageert anders op zuren. Het mijne kan er nogal veel verdragen. Wat ik dus als een noodzakelijke hoeveelheid zuren beschouw, kan iemand anders ervaren als overdaad. Bijgevolg zal ook ons uiteindelijke waardeoordeel over de wijn verschillend zijn. En wat maakt het eigenlijk uit? Niemand kan beter oordelen over wat we goed moet vinden dan wijzelf.
Hetzelfde geldt voor het begrip "body", een Engelse term waarmee men globaal de graad van concentratie, alcohol en viscositeit van een wijn aanduidt ("corps" in het Frans). Hoe meer een wijn verschilt van water, hoe meer body hij heeft. Zoiets kan je objectief vaststellen. Maar impliciet gaat men er in de meeste wijnliteratuur van uit dat meer body ook meer kwaliteit inhoudt. En dat is subjectief. Lichtere wijnen kunnen namelijk complexer zijn dan vollere wijnen. (Waarbij complexiteit moet gedefinieerd worden als een veelheid aan subtiele met elkaar verweven geur- en smaaksensaties, niet als de kracht van de sensaties op zich.)
Ikzelf geniet meestal meer van een light of medium bodied wijn, dan van een full bodied exemplaar. Wijnen met veel body voelen al te vaak zwaar en dik aan in de mond (en later ook in de maag). Ze zijn letterlijk te weinig "fluïde". Wijn is een vloeistof en moet dat blijven, vind ik. Wie de niet-vloeibare stoffen al te zeer privilegieert ten koste van de vloeibare, moet in de confituurbusiness gaan. Al zullen sommigen dat een subjectieve gedachte vinden.
Overigens gaat de subjectiviteit in de beoordeling van wijn nog veel verder. Er spelen ook factoren een rol, die in se niets met de wijn te maken hebben. Hoe vaak gebeurt het niet dat je een wijn in een bepaald land in een bepaalde sfeer verrukkelijk vindt, en dat je – eens terug thuis – niet meer begrijpt hoe je daar zo hebt van kunnen genieten? Professionelen zullen zeggen dat zoiets niet hoort. Je zou je proefvermogen zo moeten trainen dat je dergelijke subjectieve factoren kan uitschakelen. Maar is dat tegelijk geen trieste beperking van je eigen genot? Misschien moeten we net toejuichen dat wijn méér is dan een objectief gegeven, en daar voluit genoegen aan beleven.
Beroepsmisvorming komt overal voor, ook in de wijnwereld. Sommeliers, wijnschrijvers, wijnbouwers, invoerders, ze lopen allemaal het risico om het ultieme doel van wijn uit het oog te verliezen: genot. Wijn proeven wordt dan een technische aangelegenheid, over wijn praten een professioneel gesprek. Het sensuele van wijn geraakt daardoor op de achtergrond. Maar precies dat is zijn mooiste en meest aantrekkelijke eigenschap, die wijn zo onweerstaanbaar maakt.
Ooit bezocht ik een van mijn favoriete wijnmakers, Jösko Gravner, in het Italiaanse Friuli. Hij vertelde mij dat hij ooit had overwogen om te stoppen met het maken van wijn.
Een drank van gegiste druiven: het leek hem zo futiel. Hij had zich de vraag gesteld of dat nu echt het doel in zijn leven kon zijn. Maar op zeker ogenblik realiseerde hij zich dat hij via de wijn veel vrienden had gemaakt. Wijn heeft inderdaad die merkwaardige eigenschap om mensen bijeen te brengen, het is vaak een aanknopingspunt om met elkaar te praten, ideeën en ervaringen uit te wisselen, en uiteindelijk onderwerpen aan te raken die de wijn overstijgen. Die ontdekking dat wijn pas betekenis kreeg door er subjectieve en emotionele factoren bij te betrekken, gaf Gravner de kracht om door te gaan: "Omdat ik besefte dat het doel niet langer de wijn was, maar de vriendschap". Subjectiever kan het niet. En mooier ook niet.