Geklasseerd en haast vergeten
De minst bekende grands crus van Bordeaux
De term "grand cru classé" maakte wijnkastelen wereldberoemd. Maar niet allemaal.
Op rondreis in Bordeaux had ik een voormiddag vrij, dus belde ik naar een connaissance in Parijs, een pr-man die een aantal Bordelese wijnkastelen vertegenwoordigt. Of hij geen idee voor een onverwachts bezoek had? "Mais bien sûr, mon cher Bruno!" Pr-lui hebben voor alles een oplossing: hij regelde een ontmoeting met een zekere Jean-Louis Triaud, directeur van het Château Saint-Pierre. Saint-Pierre: ik had er nog maar vaag over gehoord. Het kasteel stond in de befaamde lijst der grands crus classés (een quatrième), maar had kennelijk nooit veel moeite gedaan om dat aan de wereld te laten weten. Ik had de wijn nog nooit gedronken, eigenlijk had ik er nooit aan gedacht. Zonder hoge verwachtingen begaf ik mij naar de afspraak.
Jean-Louis Triaud lijkt in niets op een kasteelheer, of althans speelt hij niet die rol die velen hier graag spelen. De man is bovendien voorzitter van de "Girondins de Bordeaux", de club die in de hoogste klasse van het Franse voetbal speelt. "We zijn ooit nog tegen Anderlecht uitgekomen", zei hij mij, "Helaas voor ons kon Anderlecht toen nog winnen in een Europese competitie." De combinatie voetbal en wijn: het is eens wat anders.
Château Saint-Pierre is gelegen in Saint-Julien, een van de vier beroemde dorpen in Haut-Médoc die een eigen appellatie hebben. De wijnen van dit dorp worden getypeerd als harmonieus en evenwichtig, het juiste midden tussen de zachtheid van Margaux en de kracht van Pauillac: Saint-Julien ligt er ook geografisch tussenin.
Het is de kleinste appellatie van de vier, maar met de grootste concentratie van grands cru classés: welgeteld elf kastelen, die de 900 hectare wijngaard bijna volledig innemen. Eén van die kastelen is Saint-Pierre, het minst gekende. Dat heeft te maken met de nogal ingewikkelde voorgeschiedenis, die echter een mooi beeld schetst van hoe wijndomeinen en eigenaarsfamilies evolueren in een wijndorp.
Saint-Pierre is een van de oudste wijnkastelen van Médoc: archieven uit de zeventiende eeuw maken reeds melding van wijnbouw. In 1767 komt het in handen van Baron de Saint-Pierre, die zijn naam aan het kasteel geeft. Na zijn dood wordt het domein verdeeld tussen zijn twee dochters, maar toch wordt het in 1855 opgenomen in het befaamde klassement der grands crus classés. In de periode daarna gaan de twee gedeelten van het domein meermaals over in andere handen, en op de duur bestaan er zelfs twee verschillende wijnetiketten: "Saint-Pierre-Sevaistre" en "Saint-Pierre-Bontemps-Dubarry" (naar de namen van de eigenaarsfamilies).
Dan verschijnt een ander personage op het toneel: Henri Martin, vatenmaker zoals zijn vader. Zijn familie bestaat sinds drie eeuwen uit werklieden, die altijd in de wijngaarden en wijnkelders van Saint-Julien hebben gewerkt. De familiale droom is om ooit een wijngaard te verwerven. In het begin van de jaren 1940 lukt het: Henri Martin koopt, naast het ouderlijk huis, een perceel. Het is het eerste stuk van een puzzel van verschillende percelen, die later Château Gloria zal heten. Maar de grote droom van Henri Martin is een grand cru classé te bezitten. In 1981 slaagt hij erin om het nabijgelegen kasteel van Château Saint-Pierre te kopen. Eén jaar later koopt hij ook de wijngaarden, intussen eigendom geworden van een Antwerpse familie van wijninvoerders, de familie Van den Bussche. Op die manier worden de gebouwen en gronden van Château Saint-Pierre opnieuw één geheel, en vervult Henri Martin zijn levenswens. "Het heeft mij 60 jaar gekost om de 100 meter te overbruggen die Gloria van Saint-Pierre scheidden", zo vertelde hij later.
Henri Martin overlijdt in 1991, waarna zijn dochter Françoise zijn werk verder zet. En vermits zij gehuwd is met Jean-Louis Triaud, raakt ook hij betrokken bij de familiale belangen. De vennootschap achter Gloria en Saint-Pierre heet nog altijd "Domaines Henri Martin". Eerbetoon aan de stichters wordt in de wijnwereld erg belangrijk gevonden. Château Bel Air, een cru bourgeois uit Haut-Médoc, werd aan het patrimonium toegevoegd.
Triaud is geen man van grote woorden: "Wij maken geen betere wijn dan onze collega's, eigenlijk maken we in Saint-Julien allemaal goede wijn. Vroeger waren de verschillen groter, maar vandaag kan niemand zich meer permitteren om achterop te blijven. De onderlinge concurrentie drijft ons tot kwaliteitsverbetering, maar ook de concurrentie met andere landen, laat ons dat maar eerlijk toegeven."
Je zou verwachten dat een eigenaar zijn grand cru classé meer zou koesteren dan zijn niet-geklasseerde domein, maar dat is niet zo: "Commercieel gezien betekent Château Gloria méér voor ons. De wijngaard is groter, 44 tegenover 17 hectare voor Saint-Pierre. En de distributie is breder. De wijn hoeft trouwens niet onder te doen voor Saint-Pierre, we hanteren dezelfde criteria in de wijngaard. De enige reden waarom Gloria niet geklasseerd werd, is omdat het domein nog niet bestond toen het klassement werd opgesteld."
Jean-Louis Triaud nodigt mij uit voor de lunch. In het charmante kasteeltje van Saint-Pierre, vlakbij de gebouwen waar de wijn wordt gemaakt, heeft hij een Spaanse huishoudster die alles netjes houdt en 's middags voor hem kookt. "Ze kent mij beter dan mijn eigen vrouw", lacht Triaud. Het dessert, een verrukkelijke zelfgemaakte appeltaart, moet Triaud haastig binnenwerken, want hij moet het vliegtuig nemen naar Metz: de Girondins de Bordeaux spelen daar vanavond. "Het zal weer laat worden, ik keer met het vliegtuig van de spelers terug naar Bordeaux." Benieuwd wat er zal gedronken worden.
Andere minder bekende grands crus classés
In Margaux bevinden zich de meeste minst bekende grands crus. De redenen daarvoor zijn uiteenlopend. Bij Malescot Saint-Exupéry en Marquis de Terme is het te wijten aan hun jarenlange verwaarlozing van de kwaliteit. Vooral de eigenaar van Malescot heeft dat ingezien en maakte werk van kwaliteitsverbetering. De wijn van Château Pouget is dan weer jarenlang identiek geweest aan die van het beter bekende Boyd-Cantenac, en wordt ook nu nog beschouwd als het kleine broertje van de twee. Ferrière en Marquis d'Alesme-Becker zijn minder bekend omdat lange tijd vrijwel hun hele productie rechtstreeks werd opgekocht (respectievelijk door een Franse hotel-restaurantketen en door particulieren in Frankrijk, België en Zwitserland). Château Desmirail is dan weer veertig jaar lang niet op de markt gekomen (tenzij soms als tweede wijn van Château Palmer). De Bordelese familie Lurton heeft het merk nieuw leven ingeblazen.
Ook in Pauillac zit een nobele minder bekende: Château d'Armailhac. Dit kasteel onderging een reeks naamsveranderingen. Toen wijlen Baron Philippe de Rothschild het kocht in 1933, heette het Mouton d'Armailhac. In 1956 veranderde hij de naam in Mouton-Baron-Philippe, en in 1975 in Mouton-Baronne-Philippe, als eerbetoon aan zijn echtgenote. In 1989 werd de naam opnieuw gewijzigd naar d'Armailhac. Dit domein heeft altijd in de schaduw gestaan van de twee andere domeinen van de familie Rothschild, Mouton Rothschild en Clerc Milon.
De grands cru classés die niet afkomstig zijn uit Margaux, Saint-Julien, Pauillac of Saint-Estèphe, hebben het altijd moeilijker gehad om zich te manifesteren. Ik heb het dan natuurlijk niet over Château Haut-Brion (de premier grand cru classé uit Pessac-Léognan), maar over La Lagune, Cantemerle, de Camensac, Belgrave en La Tour Carnet. Allevijf dragen ze de minder prestigieuze appellatie Haut-Médoc. Minder status kan echter een stimulans zijn om meer kwaliteit te brengen. Vooral de laatste jaren is het menig wijnliefhebber opgevallen dat deze domeinen sterk voor de dag komen, meer bepaald in hun verhouding tussen prijs en kwaliteit.