Meer genieten van betere wijn met wijnschrijver Bruno Vanspauwen

Uit het archief van de wijnschrijver

gerijpte artikels, columns, verhalen, reportages

Het bloed van Christus

Waar komt die haast mythische aantrekkingskracht van wijn vandaan?  Een verhaal over religie en heidense bedwelming.

Wat is het dat wijn zo onweerstaanbaar maakt? Het feit dat hij zo lekker is? Niet alle wijnen zijn lekker. En als we jong zijn, lusten we niet eens wijn. Toch doen we moeite om wijn te "leren drinken". Kennelijk hoort dat bij het volwassen worden.

We zijn ook aangetrokken door al die magische verhalen over wijn, over de wijnstok die diep in de aarde zijn voedsel zoekt, over het mysterie van de rijping in oude kelders, over wijnmakers die druivensap omtoveren in een godendrank. Nochtans zijn er wel meer gewassen die hun voedsel in de grond zoeken, kazen rijpen ook in kelders, en een brouwer slaagt er in om graan en water te veranderen in bier. Waarom doen we precies over wijn zo lyrisch?

Een goede wijn is een samenspel van verschillende elementen, en de verklaring voor de aantrekkingskracht van wijn is dat ook. 

Net zoals tarwe is de wijnstok een van de oudste teelgewassen van de mensheid. Archeologen hebben afbeeldingen, kruiken en zegels teruggevonden van 3000 vòòr Christus die erop wijzen dat er toen reeds aan wijnbouw werd gedaan. De eerste wijngebieden lagen in Azië, later in Egypte, Griekenland en Italië. De wijnstok maakt letterlijk deel uit van de wortels van onze beschaving.

Brood (van tarwe) en wijn (van de wijnstok) werden dan ook opgenomen in de religieuze rituelen van het christendom. Wijn was "het bloed van Christus", wat de mythologie rond wijn ongetwijfeld heeft versterkt. Dat precies wijn werd gebruikt voor misvieringen, had ook een profane reden: monniken hadden voldoende tijd en plaats om wijngaarden te bewerken en wijn te maken.

Wijn is nooit een goedkope drank geweest, noch om hem te produceren, noch om hem te drinken. Vandaar dat hij vooral circuleerde in hogere sociale kringen. Bier was de drank van het volk. Wijn werd gedronken door zij die de macht hadden. Vòòr de Franse revolutie waren dat de adel en de geestelijkheid.

Dat aristocratische kantje heeft wijn nog altijd. Wijn is een middel waarmee mensen de indruk kunnen geven smaak en status te bezitten, en bijgevolg verheven te zijn boven de anderen.

Dat is wellicht de reden waarom over één aspect van wijn nooit wordt gesproken: de bedwelming. De hogere klassen wilden niet geassocieerd worden met de vermeende drankgewoonten van de lagere klassen. Liever praatte men over de aroma's, het boeket, de afdronk. Dààr dronk men het voor, niet om bedwelmd te raken.

Toch is het onmiskenbaar zo dat bedwelming van bij het begin deel uitmaakte van de aantrekkingskracht van wijn. Duizenden jaren geleden moet het een grote verrassing zijn geweest toen iemand toevallig ontdekte dat druiven spontaan gisten. De druivenmassa gaat schuimen. Geur, kleur en dichtheid van het sap veranderen. En de druivensuiker wordt omgezet in alcohol, waardoor het druivensap een bedwelmend effect krijgt. Kortom: dit was een mysterie, een geschenk van de goden.

Slechts één wijnbouwer heb ik ooit ontmoet die over bedwelming ontwapenend eerlijk en complexloos sprak: François Pugibet van Domaine La Colombette uit Languedoc.

Hij had het over de conversatie die door wijn bevorderd wordt, over de gevoelens van gelukzaligheid, over ontspanning en het wegnemen van remmingen, over het samengaan met de cantates van Bach, over wereldpoëzie die ontstaan is onder invloed van wijn. Het was een zalig gesprek, bij een glas wijn natuurlijk.

Kan je dat niet met elke alcoholische drank bereiken? Niet helemaal. Met wijn ga je bijvoorbeeld niet om zoals met pils. Pils heeft een verfrissend karakter. Dat zet aan tot sneller drinken, en maakt je minder alert voor het effect van bedwelming. Wijn is geen dorstlesser. Zijn complexiteit en subtiliteit vragen om traagheid, om drinken met mondjesmaat. Puur fysisch is het bijzonder moeilijk om wijn met grote slokken tegelijk te drinken. Een delicatesse kan je ook niet eten met de pollepel. Blijkbaar heeft onze spijsvertering een ingebouwde rem voor grote culinaire genietingen: ze worden slechts in kleine porties toegelaten.

Een eau-de-vie, zoals cognac, is evenmin een dorstlesser en vraagt ook om traagheid. Maar heeft het nadeel van een zo hoog alcoholgehalte dat de bedwelming plots kan toeslaan. Met wijn voel je de bedwelming aankomen, zodat je hem als het ware op maat van de sfeer kan doseren.

Dosering: het is bij wijn altijd een sleutelfactor. Een goede wijn is een dosering van alcohol, fruit, aciditeit en tannines. En de aantrekkingskracht van wijn zit eveneens in een dosering: van sensuele en intellectuele aspecten. Wijn verschaft ons puur zinnelijk genot door kleur, geur en smaak, en door de zalige ongeremdheid en bedwelming na enkele glazen. Maar wijn spreekt ook onze intellectuele kant aan, via zijn geschiedenis, zijn herkomst, zijn bereiding, kortom: via alle kennis die ons nog meer van wijn kan doen genieten. Natuur en cultuur, lichaam en geest, passie en rede: het is die combinatie die wijn zo onweerstaanbaar maakt.