De echte nieuwe Beaujolais
De Beaujolais Nouveau is gekend. Maar in Beaujolais is ook een echte vernieuwing bezig, waar haast niemand over spreekt.
Elk jaar, de derde donderdag van november, wordt de Beaujolais Nouveau op de wereld losgelaten. Het gaat om wijn van druiven die in september werden geoogst, een korte gisting ondergaan, en dan snel gebotteld worden. Het resultaat is een gegist druivensapje, licht, fruitig, fris en nerveus, dat je eigenlijk niet kan beoordelen met de criteria waarmee je wijn beoordeelt. Maar blijkbaar is er een publiek voor.
Het idee van deze jaarlijkse marketingstunt ontstond in 1951 en heeft de streek wereldwijde bekendheid bezorgd. Maar tegelijk kreeg Beaujolais het algehele imago van een streek die minderwaardige tafelwijntjes produceert. Zelfs de verkoop van de Beaujolais Nouveau begon er onder te lijden. De laatste jaren moest men in de streek duizenden hectoliters wijn vernietigen om de overproductie op te vangen. In sommige landen, waaronder België, kan men van een instorting van de markt spreken.
Dat heeft velen in Beaujolais kregelig gemaakt. Toen het stadsmagazine Lyon Mag zich laatdunkend uitliet over de kwaliteit van de Beaujolaiswijnen, werd het door de verzamelde wijnbouwers prompt voor de rechter gedaagd èn veroordeeld. Dat leidde tot een storm van protest in andere media, tot zelfs op de voorpagina van The New York Times. De schade aan het Beaujolais-imago was weer wat groter.
Ook ik had de streek lange tijd niet meer gevolgd, evenzeer beïnvloed door het fenomeen van de Beaujolais Nouveau. Tot ik op zekere dag een Morgon dronk van de (intussen overleden) wijnbouwer Marcel Lapierre. Mijn verrassing was compleet: dit was een Beaujolais boordevol heerlijk zuiver fruit, evenwichtig en goed gestructureerd. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik ontdekte nog andere flessen: een zijdezachte mineralige Fleurie van Yvon Métras, een Brouilly vol mooi versmolten fruit en frisse zuren van Christophe Pacalet … Ik besloot ter plaatse te gaan, en leerde er de andere kant van Beaujolais kennen: die van de bewaarwijnen, de oude wijnstokken, de gedreven wijnbouwers, de terroirs.
Uiteraard wilde ik absoluut de man ontmoeten die mijn interesse voor Beaujolais opnieuw had aangewakkerd, Marcel Lapierre. Hij werd algemeen beschouwd als de pionier van de beweging die de Beaujolais nieuw leven wil inblazen. Als een van de eersten bande hij alle chemische middelen uit zijn wijngaard, ging hij opnieuw de natuurlijke gisten van de druif gebruiken (in plaats van industriële gisten), en beperkte hij de toevoeging van zwavel tot het strikte minimum. Daardoor kreeg hij het wat marginale imago van "bio-wijnbouwer". Maar zelf bestreed hij dat: "Ik ben niet begonnen met de motivatie om bio te zijn. Ik wilde gewoon wijn maken die lekkerder was. En ik leerde dat ik daarvoor te werk moest gaan zoals mijn grootvader vòòr de chemische revolutie van de jaren zestig. Wijn zoals vroeger dus, maar zònder de risico's van vroeger. Ik gebruik wel degelijk de inzichten van de moderne oenologie, bijvoorbeeld om azijnsteek te vermijden."
Aanvankelijk werd Lapierre wat meewarig bekeken, maar toen bleek dat zijn wijnen commercieel aansloegen, kreeg hij navolging. Vandaag heb je wijnbouwers die nog strikter te werk gaan: Jean Foillard, Georges Descombes, Eric Janin … Maar het resultaat mag er zijn: loepzuivere intense wijnen, waarin je niet alleen het fruit proeft waarvoor Beaujolais bekendstaat, maar ook de biotoop waarin de druiven groeien, het terroir.
Die terroir-expressie tref je vooral aan in de cru's van Beaujolais: tien appellaties, vlakbij elkaar gelegen in een klein heuvelachtig gebied tussen Mâcon en Lyon, met veel graniet in de bodem. Ik heb er ook kunnen vaststellen dat het niet klopt dat Beaujolaiswijnen geen bewaarwijnen zouden zijn. Bij Michel Chignard proefde ik een Fleurie 1995, waarin naast geconfijte vruchten nog veel fris fruit aanwezig was, mooi samengebald in een fluwelige structuur. Eveneens in Fleurie nam Christian Bernard mij mee tot het jaar 1991: geen spoor van aftakeling. In Odenas, op het Château Thivin, proefde ik Côte de Brouilly van de laatste vijftien jaar. Ik was dan ook al een stuk minder verbaasd toen Guillaume de Castelnau van Château des Jacques mij vertelde dat hij documenten had teruggevonden waaruit bleek dat de crus van Beaujolais vroeger evenveel kostten als die van Bourgogne. Het Château des Jacques is trouwens eigendom van het bekende Bourgondische wijnhuis Jadot. Zelfs daar heeft men dus ontdekt dat de gamay een edeler druif is dan velen denken. Alleen heeft Beaujolais het omgekeerde gedaan van wat meer beroemde wijnstreken deden. Terwijl Bourgogne en Bordeaux hun imago opbouwden door hun allerbeste domeinen naar voor te schuiven, heeft Beaujolais al te lang zijn kleinste wijntjes in de mediatieke belangstelling geplaatst. Maar perceptie is nog geen realiteit, dat heb ik ter plaatse volop ervaren.