Meer genieten van betere wijn met wijnschrijver Bruno Vanspauwen

Uit het archief van de wijnschrijver

gerijpte artikels, columns, verhalen, reportages

Bruisende families in Champagne

In Champagne zijn de grote champagnemerken het best gekend. Maar er zijn nog familiale domeinen die even goede en zelfs betere kwaliteit leveren. Ik ging op familiebezoek.

 Een reis naar Champagne kan niet zonder een bezoek aan een groot champagnehuis: de rijkdom en glamour die met Champagne verbonden zijn, voel je daar het best. Maar heel wat grote champagnehuizen, van oorsprong familiaal, werden overgenomen door beursgenoteerde multinationals, soms ook actief in sectoren als mode en cosmetica (zoals de groep LVMH waartoe o.m. Moët & Chandon en Veuve Clicquot behoren).

Laurent-Perrier (gesticht in 1812 door Eugène Laurent en Mathilde-Emilie Perrier) heeft voor een andere strategie gekozen: in plaats van zich te laten overnemen, heeft het zelf een reeks overnames gedaan. Zo bezit de groep nu onder meer de merken Salon, de Castellane, Delamotte en Oudinot, en is het een van de grootste champagnegroepen geworden. Dat is de verdienste van Bernard de Nonancourt, zoon van Marie-Louise de Nonancourt die Laurent-Perrier in 1939 kocht, op een ogenblik dat het in Champagne lang niet zo goed ging als vandaag. De expansie bracht mee dat het bedrijf sinds 1999 gedeeltelijk op de beurs noteert, maar de familie behoudt de controle, tot in het dagelijkse bestuur toe: de twee dochters van Bernard de Nonancourt zitten in het directiecomité, en hebben hun vader opgevolgd. 

Laurent-Perrier ontvangt alleen op afspraak. In de hal hangt een foto van onze voormalige koning Boudewijn, een glas Laurent-Perrier in de hand. Dat is niet toevallig: na Frankrijk en Groot-Brittannië is België de belangrijkste markt voor Laurent-Perrier. Als Belgisch wijnschrijver word ik dan ook goed onthaald, ik krijg een lunch aangeboden waarbij verschillende fijne hapjes gecombineerd worden met de passende champagne. Perfecte combinaties zijn oesters "fine claire" met de "ultra brut", ganzenlever en rauwe sint-jakobsschelpen met de topcuvée "Grand Siècle", en de befaamde Langres-kaas met de rosé. Champagne wil zich al langer als een volwaardige wijn profileren die een hele maaltijd kan begeleiden, en hier wordt overtuigend bewezen dat het kan.

 

Het is een hele cultuurschok als ik nadien Pierre Boever bezoek in het naburige dorp Louvois: daar staan de zoete "biscuits roses de Reims" op de tafel. Het is een oude streektraditie om die te associëren met champagne, maar met een "brut" gaan ze eigenlijk niet samen. Pierre Boever is het archetype van het kleine champagneboertje, hij levert overigens een deel van zijn oogst aan Laurent-Perrier. Zijn ouders stichtten dit domein van 8 hectare in 1950, hij zette hun werk verder vanaf 1970, en nu hij 57 is, staan zijn twee zonen klaar om de opvolging te verzekeren. De moderne tijden zijn hier niet doorgedrongen: hij maakt zijn champagne nog altijd zoals zijn voorouders. De "remuage" (het draaien van de flessen om het bezinksel naar de hals te leiden) gebeurt manueel (in plaats van met mechanische "gyropalettes"). De traditionele "dégorgement à la volée" (het verwijderen van het bezinksel met de hand) wordt hier nog altijd beoefend.

Maar het kan nòg traditioneler: bij Fallet-Prévostat in Avize word je compleet teruggeslingerd in de tijd. Mijnheer Fallet en mevrouw Prévostat hebben dit domein zelf gesticht in 1960, ze zijn nu beiden de 70 voorbij, maar maken nog altijd zelf hun champagne. Ze bezitten slechts 4,70 hectare, maar allemaal Grand Cru (de beste gronden en druiven). Vandaag is dat een kapitaal waard, en vermits hun beide dochters voor het beroep van dokter kozen, zouden ze het kunnen verkopen om van een zorgeloze oude dag te genieten. Maar mijnheer Fallet wil van geen ophouden weten: ondanks het hondenweer is hij vandaag in zijn wijngaard om zijn pas aangeplante jonge stokken extra te verzorgen. De champagnes worden hier liefst 7 jaar "sur lattes" gehouden vòòr ze hun definitieve kurk krijgen (in plaats van de wettelijk verplichte 15 maanden). De onderaardse gangen, daterend van de achttiende eeuw, liggen dan ook boordevol flessen, wachtend op hun "dégorgement". "Ach ja", zegt mevrouw Prévostat, "Het is zijn leven, hij kan er niet van scheiden." En met een glimlach: "Gelukkig ook van mij niet: we zijn dit jaar 50 jaar getrouwd."

Een familie die zich wel aan de moderne tijden heeft aangepast, is de familie Tarlant (die zich al in de zeventiende eeuw in Champagne vestigde). Haar domein in Oeuilly (in de vallei van de Marne) heeft een ruime ontvangstzaal, er worden geleide bezoeken georganiseerd, en er zijn gastenkamers. Maar dat gaat niet ten koste van de kwaliteit. Een enthousiaste Benoît Tarlant, de "twaalfde generatie", heeft veel gevoel voor evenwicht en finesse en houdt een constante kwaliteit aan doorheen het hele gamma.

Van de bescheiden familie Tarlant gaat het naar de familie Egly-Ouriet, zelfzekerder dan ooit over de kwaliteit van haar champagnes. De verkoop loopt zo goed dat Francis Egly, die vandaag aan het roer staat, een systeem van allocaties moest instellen: elke invoerder krijgt maar een bepaald aantal flessen. Zo is het niet altijd geweest: zijn grootvader Charles Egly, die trouwde met Andrée Ouriet, kweekte alleen druiven om te verkopen aan de grote champagnehuizen. Heel voorzichtig en geleidelijk werd overgeschakeld op eigen champagnes. Nu is de vraag geëxplodeerd: het succes is wereldwijd. Dat is niet toevallig, Francis Egly doet meer dan zijn best om topchampagne te maken: meer dan 40 jaar oude wijnstokken, gebruik van autochtone gisten, gedeeltelijke gisting op eikenhout, minimale "dosage" (aanzoeting), minimum 3 jaar "sur lattes". Als het goed gaat met een domein, zie je dat: er zijn volop uitbreidingswerken aan de gang.

Ook met Larmandier-Bernier gaat het goed: Pierre Larmandier heeft net zijn kelders uitgebreid en een nieuwe ontvangstruimte in gebruik genomen. Hij past de principes van de biodynamie toe: "Maar zonder er een religie van te maken. Ik zie het gewoon als een middel om betere champagne te bekomen." In 1995 besliste hij om geen chemische middelen meer te gebruiken in zijn wijngaard: "Ik heb toen tegenkanting gekregen in de streek. Andere wijnbouwers vreesden dat ik ziekten en parasieten zou verspreiden." Dat is nu veranderd: iedereen ziet dat Larmandier goed boert, en dan groeit de interesse voor natuurlijke wijnbouw vanzelf. Larmandier wil in de eerste plaats de best mogelijke witte wijn maken, dan pas denkt hij aan champagne: "In Champagne staat de keldermeester centraal, bij mij is dat de wijngaard." Zijn filosofie leidt tot een prachtig resultaat in het glas: champagnes van zeer hoog niveau, uiterst geraffineerd, met veel persoonlijkheid.

Wie nog eigenzinniger te werk gaat, is Jérôme Prévost: "Ik ben begonnen met alleen een snoeischaar, op een wijngaard van 2 hectare die toebehoorde aan mijn grootmoeder." Die wijngaard is gelegen in Gueux, ten westen van Reims, niet bepaald het meest gereputeerde deel van Champagne. De druif, door zijn grootmoeder aangeplant in 1962, is pinot meunier, ook al niet de druif met de beste reputatie. Maar Prévost slaagt erin om er een geheel eigen stijl van champagne te maken, zuiver en natuurlijk, met aroma's die aan geuze en cider doen denken. Hij heeft dan ook een cultstatus opgebouwd, zijn wijnen zijn altijd uitverkocht, en hij kan ze verkopen tegen een prijs duurder dan het gemiddelde. Er zijn grote champagnehuizen die dat ook wel zouden willen, in veel grotere hoeveelheden weliswaar.